Ik hoor het haar nog zeggen.
Mijn moeder wordt binnenkort op 10 september om precies te zijn, 80 jaar oud. Bijzonder, met name omdat ze al vanaf haar 40e levensjaar bezig is met haar dood en eigenlijk dacht niet oud te worden, gezien het feit dat haar beide ouders niet ouder dan 50 zijn geworden.
Zo’n 40 jaar geleden was het best vooruitstrevend om met je huisarts een zogenaamd ‘euthanasie-gesprek’ aan te gaan. Voor het geval dat… en voor mijn moeder dus als ze ‘afhankelijk van zorg’ zou worden. Dat was een behoorlijk thema in het leven van deze bijzonder sterke, onafhankelijke vrouw met de nodige ‘eigen-wijsheden’. “Ik ga nog liever gelijk dood dan dat ik ooit achter gesloten deuren terecht kom!” Haar zelfstandigheid was haar grootste bezit, dat was wel duidelijk.
Met dit in mijn achterhoofd kijk ik naar haar terwijl ze mijn hand vasthoudt en langzaam weer wegzakt in een wereld waarvan wij het bestaan niet kennen, waarvan ik geen idee heb wat daar gebeurt… óf er iets gebeurt. Ik zie alleen haar matte vragende ogen die me af en toe lief en vragend aankijken, soms angstig maar helaas ook vaak zoekend. Zoekend naar wie ik ben, waar we zijn, waar haar man, broer, vader, moeder, kortom, waar haar leven is…
Mijn moeder heeft Parkinson met de daaraan gerelateerde dementie die haar totaal maar dan ook totaal afhankelijk heeft gemaakt. Als wij niets zouden doen, zou ze er al tijden niet meer zijn, de signalen die maken dat ze eet en drinkt zijn weg, net als veel van haar bewustzijn, denkvermogen, activiteiten en sociale leven. Allemaal weg… Ik realiseer me dat ze precies in de situatie zit waar ze meer dan 40 jaar voor heeft gestreden om er niet te hoeven komen.
Vorige week moesten we een kamer achter gesloten deuren uitzoeken voor haar. De volgende fase heeft zich aangekondigd en niemand is blij. Natuurlijk zijn we dankbaar voor de liefdevolle verzorging die ze nu regelmatig en straks voortdurend krijgt, maar dat is dan zo ongeveer wel het enige positieve aan de fase waarbij er alleen maar verliezers zijn.
Zij verliest haar laatste stukje ‘zelfstandigheid’, wat zo lang kon omdat ze een liefdevolle partner heeft die het echt tot aan het allerlaatste moment volhoudt om die dagelijkse zorg op zich te nemen. Ze verliest haar laatste huis, haar laatste eigen inrichting en huisnummer. Ze gaat op in een nieuwe woongroep waarvan ze met 8 anderen in een huiskamer de dagen zal doorbrengen, niet wetend wie of wat ze om zich heen heeft en soms heel blij en soms heel verdrietig is om redenen die wij als kinderen niet meer kunnen bevroeden.
Met weemoed denk ik aan haar strabante kant die ik niet altijd even makkelijk vond, maar nu zo graag nog één keer zou meemaken. Ik weet zeker dat ze een manier zou vinden om niet haar eigen nachtmerrie te hoeven leven. Ik sta erbij, kijk ernaar en kan niets doen…